5.

Laten we terug gaan. Terug naar woensdagavond 22 april, toen we op de bank lagen om Prison Break te kijken. Toen ik stiekem verliefd was op Michael Scofield en ik bijna 29 weken zwanger was van ons derde kindje, en we zo blij en trots waren dat de groeiecho van een week eerder uitwees dat ze ‘gemiddeld’ groeide. Niet te licht, te kort, ze kreeg niets te weinig, ze was het perfecte p50-kind.

Laten we doen alsof ik bij die eerste harde buiken niet had gedacht: ‘Hee, ik heb weer harde buiken, morgen maar wat rustiger doen.’ maar dat ik zei: ‘Liefje, laten we het ziekenhuis bellen. Ik vertrouw dit niet.’ en het ziekenhuis zei: ‘Kom meteen langs.’

Laten we doen alsof we niet gewoon naar bed toe gingen maar naar een ziekenhuis, waar ik aan een CTG werd gelegd en er een echo werd gemaakt en er bloed werd afgenomen en ergens binnen dat hele circus iemand, een oplettende arts of verpleegkundige iets afwijkends had gezien. Heel klein, minimaal te noemen, maar toch. Laten we doen alsof dat serieus werd genomen.

Laten we doen alsof ik aan dat CTG bleef liggen en ergens in de uren erna dat CTG steeds vlakker werd, tot het punt dat een gynaecoloog zei: ‘Het gaat niet goed, je placenta laat los, we gaan haar halen’. En dat ik zou huilen en schreeuwen, want niet weer dit, niet weer een spoedkeizersnede en een prematuur kindje en alles waar we zo bang voor waren.

Laten we doen alsof dat wel gebeurde. Alsof onze angsten uitkwamen, allemaal. En dat we weken tussen hoop en vrees leefden op de NICU, compleet afgepeigerd en ontzettend verdrietig, maar dat we dan nu, vijf maanden later, hier thuis zouden zitten, met een baby. Te vroeg, te klein, en van ons.

Laten we terug gaan naar 22 april, en alles anders doen, laten we onszelf een tweede kans geven op een betere afloop, laten we stoppen met ons schuldgevoel en zeggen: Daar zijn we wéér goed weg gekomen zeg, en kijk nou, wat is onze baby leuk.

Laten we doen alsof. Omdat dat soms beter is.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.