7.

Het is vallen in de diepte, keihard, zonder eind. Alsof je de adem ontnomen wordt, soms, en soms altijd. Het is wakker worden na een nachtmerrie, en beseffen dat je niet sliep. Het is je hart in je keel voelen kloppen, het is de angst die in je lichaam hangt.

Het zijn ook de zachte voetstappen, van de kindjes die er wel zijn. De verpulverende realiteit, die je hart uit je bestaan snijdt. Het is het oeverloze schuldgevoel, over alles wat je nooit verkeerd deed. Het is het branden van je tranen, het eeuwige gevecht.

Het is de wereld die snel door draait, de wereld die in brand staat, mijn wereld die zo klein wordt, hoe de dood tot mijn wereld verwordt. Het is het breken van een hart, alsof er nooit een eind aan komt. Het is huilen tot je niet meer kan, het is smeken en bidden naar al waar je niet in gelooft.

Het is haar dekentje waarmee ik slaap, de liedjes die ik zing, de kusjes die ik uitdeel, de liefde die ons draagt. Het zijn de mooiste grote woorden, maar nooit zo groot als zij.

Wij vallen in de diepte, keihard, zonder eind. We koesteren wat ons dierbaar is, keihard, zonder eind. Het zijn mooie grootse woorden, maar nog niet half zo groots als zij.

One thought on “7.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.