Truus

Bach staat zacht aan op de achtergrond. Vroeger kon hij alles vertellen over alle symfonieën, tegenwoordig laat zijn verbale vermogen hem in de steek. Hij wil wel, maar de gaten die de vasculaire dementie in zijn bewustzijn slaan worden steeds omvangrijker. En daarmee zijn wereld steeds kleiner.

De regen slaat tegen het raam. Het is eind oktober en ijskoud voor de tijd van het jaar. Hij vraagt of ik nog gezwommen heb. Ik zeg van niet. Hij kijkt me boos aan. Ik vraag of hij wel nog gezwommen heeft. Hij grinnikt. Dat kan toch niet met dit pestweer. Er hangt een kaartje op de deur. Ik mis je, veel kusjes van Truus, staat er in. Soms lees ik het voor.

Ik neurie zacht mee met de muziek terwijl ik hem medicatie aanreik. Met trillende handen doet hij een poging een pil naar zijn mond te brengen, maar het getril overheerst en de pil belandt op de grond. Ik kniel neer om onder het bed te kijken. Terwijl ik nog op 1 knie zit, geef ik hem de pil in zijn mond. Hij spuugt het meteen weer uit.

Plotseling houdt het trillen op. Dit is het dus he? zegt hij. Ik kijk naar zijn gezicht, naar de man die ooit directeur was van een energiemaatschappij en honderden werknemers onder zich had, naar de man die vier kinderen opvoedde en zijn Truus een leven lang op handen droeg. Zij woont nog in hun huis, hij niet meer. Ze zijn bijna 65 jaar getrouwd en sinds de dementie hun leven overnam is hij agressief richting haar. Hij vult zijn dagen met haar roepen, haar zoeken, en haar uitschelden als ze er is. Zij huilt nog elke dag dat ze hier de deur weer uit gaat.

Hij ziet er anders uit nu, zijn blik staat helder, alsof hij wakker is geworden. Dit is het, herhaalt hij. Dit is hoe mijn leven nu is. Hij zoekt naar meer woorden, maar wat mij betreft zijn ze niet nodig. Zijn plotseling besef van zijn eigen werkelijkheid werkt verlammend op ons allebei. Ik zoek ook naar woorden, iets zalvends, iets troostends maar soms helpen zelfs woorden niet. Ik knik. Dit is hoe het nu is. Hij pakt mijn hand, op dezelfde manier als hij altijd haar hand pakt. Liefdevol en daadkrachtig, want aarzeling kent geen plek na meer dan 65 jaar samen. Verliefd kijkt hij me aan. Ik ben zo verschrikkelijk blij dat wij nog samen zijn, zegt hij emotioneel.

Ik ook, knik ik. Ik ook.

Een betere wereld

Nadat er afgelopen jaar een lijst openbaar werd gemaakt met instellingen die onder verscherpt toezicht stonden ontplofte een deel van het internet. Zorgmedewerkers buitelden over elkaar heen om luidkeels te verkondigen hoe alles dat er mis gaat in de zorg een gevolg is van besluiten van bovenaf. Het beeld werd geschetst dat de integere en altruistische zorgmedewerker totaal geen invloed heeft op hoe lang een zorgvrager in zijn eigen urine blijft liggen, zij werkt immers keihard door zonder pauze voor een veel te laag salaris, met heel beperkte middelen. Zij zou met alle liefde meer willen doen, meer willen geven maar ook zij kan geen ijzer met handen breken. De discussie over welke besluiten exact ten grondslag liggen aan de soms abominabele toestand waarin zorgbehoevende ouderen in Nederlandse instellingen verkeren is niet nieuw, en de vingers van al het zorgverlenend personeel wijzen allemaal dezelfde kant op: richting de overheid en het (soms duurbetaalde) management.

Na meer dan 15 jaar op verschillende plekken in verschillende functies in de zorg te hebben gewerkt, kan ik niet anders dan het daar maar een klein beetje mee eens zijn. Er worden vanuit de overheid dingen besloten die geen verbetering van zorg tot gevolg hebben, er zitten managers op invloedrijke plekken die meer waarde hechten aan geld dan aan menselijkheid, de hoeveelheid lijsten die moet worden ingevuld is bizar, alle genoemde klachten zijn waar. Maar wat ik mis in de hele discussie is dat al die zaken niet de reden zijn dat er op sommige plekken zo waardeloos zorg wordt verleend. Of, geen zorg wordt verleend. Want hoe spijtig ook om te zeggen: dat komt door ons, door de handen aan het bed. Door ons als verpleegkundigen, verzorgenden, helpenden, en anders genoemde zorgverleners. Want verlenen wij wel echt goede zorg, met hart en ziel, met alles wat we hebben? Voor sommigen is dat zonder twijfel waar. Maar vraag jezelf eens af: geldt dat ook voor je collega? Voor al je collega’s?

Binnen de zorg heerst een cultuur van wegkijken. Wij doen en zien dingen waar we aan twijfelen, maar wij zeggen niets. Uit angst, uit onwetendheid, uit schaamte, uit onverschilligheid. De #genoeggezwegen-actie vanuit de Geboortebeweging kan zo overgenomen worden naar de zorg: ook wij moeten stoppen met zwijgen. Ik heb gezien dat collega’s meer sederende medicatie gaven dan toegestaan ‘want anders heb ik echt een kutavond’, ik heb gezien dat collega’s schreeuwden tegen verwarde mensen die zich met geen mogelijkheid kunnen verweren: ‘ze test me gewoon uit, dan moet je hard optreden’, ik heb gezien hoe een collega een hele nacht bewust iemand in haar eigen viezigheid liet liggen, hoe er sprake was van machtsmisbruik ‘jij krijgt je medicatie pas als jij even normaal gaat doen’, hoe mensen tegen hun zin in bed werden gestopt zodat de werknemer televisie kon kijken. Geen excessen, geen verzachtende omstandigheden, maar dagelijkse kost. Dit alles vond plaats bij psychogeriatrische zorgvragers: mensen die een vorm van dementie hebben en tot de zwaksten van de samenleving behoren. Een extreem kwetsbare groep die veel deskundige zorg behoeft. Het is onze taak als zorgverleners om niet alleen goede zorg te verlenen, maar ook een klimaat te creëren waarbinnen slechte zorg geen plaats vindt.

Een cultuurverandering kost tijd. Laten we beginnen met de hand in eigen boezem te steken en open zijn over onze misstappen. Wij zijn mensen en ons vak is zwaar, dat is geen excuus voor wangedrag maar wellicht een verklaring. Ik ben de eerste om toe te geven dat ook ik te vaak heb weg gekeken waar ik eigenlijk een zorgvrager in bescherming had moeten nemen. Het is mijn voornemen niet meer weg te kijken, nooit meer. Laten we onze stagiaires en leerlingen dusdanig onderwijzen dat het kleine vonkje van interesse in dit vak een fel vuur wordt, het zijn de mensen met passie die een verschuiving kunnen bewerkstelligen. Laten we stoppen met wijzen naar leidinggevenden, maar zelf doen wat binnen onze mogelijkheden ligt. Onze mogelijkheden zijn niet eindeloos, maar zeker ook niet zo beperkt als we doen voorkomen.

Wij kijken te veel weg maar waar we wel iets zeggen, worden we niet genoeg gehoord. Niet lang geleden legde ik een klacht over een uitzendkracht neer bij het uitzendbureau. Het was niet de eerste klacht over haar, wel de eerste die ik met ze deelde. Er was in mijn ogen sprake van ‘onheuse bejegening’ (ALS JE DAT NOG EENS DOET SLA IK JE, riep de uitzendkracht tegen een 96-jarige dame die zich erg bedreigd voelde door dit voor haar onbekende gezicht). Het uitzendbureau zei: Wij hebben nooit eerder klachten gehad. Een week later stond deze uitzendkracht weer op onze afdeling, bij dezelfde 96-jarige mevrouw. Verbetering van zorg verdient ieders inzet: van intercedent tot aan manager. Een betere wereld begint soms echt bij jezelf.

Negen!

Negen jaar geleden was er niets. Waar de geboorte van een kind voor veel mensen een begin inluidt, was het voor mij een einde. Het einde van een zoektocht naar het onvindbare, het einde van veel te veel donker en veel te weinig lucht. Hoe alles niet begon bij jou, maar stopte dankzij jou. Hoe […]

8.

Slechts een zondags telefoontje naar de uitvaartverzekeraar kostte het om al een dag later een mannetje hier te hebben, zo een die alles uit handen komt nemen. Het is maandagochtend en hij zit links naast mijn ziekenhuisbed. Hij heet Hendrik-Jan, is een jaar of vijftig schat ik, en om zijn rechterpols schittert een heel duur horloge. Ik ben niet erg thuis in horloges, maar dit ziet er duur uit. Het glimt en het schittert. Om mijn rechterpols zit een wit plastic bandje met mijn naam, geboortedatum, en mijn persoonlijke streepjescode (dat is handig en vooruitstrevend, bovendien is de code een teken dat je er echt bij hoort, en wie wil dat niet?). Rechts van mijn bed zit mijn echtgenoot. Hij ziet er moe uit, doodmoe, nog slechter dan ik, en dat wil wat zeggen als ik de artsen moet geloven.

Hendrik-Jan condoleert ons niet, hij stelt zich gewoon voor. Ik vind dat voor een uitvaartmannetje heel vreemd, maar het kan aan mij liggen, misschien hang ik te veel op aan een woord als gecondoleerd. Misschien is fatsoen iets wat mensen achterwege laten als er iemand sterft, misschien hoort dat wel gewoon zo en moet ik me nu gaan richten op de uitvaart van mijn dode baby in plaats van te mutsen over het ontbreken van beleefdheden. We willen Elva cremeren, dat wisten we meteen. Begraven heeft iets naargeestig, alsof je ziel dan altijd muf blijft ruiken. Cremeren is ook niet heel feestelijk maar het is tenminste warm. En Hendrik-Jan is de man die ons gaat helpen bij het regelen van allerlei zaken waar wij geen verstand van hebben. Hij stelt veel vragen. Wat willen we precies, hoe veel mensen willen we uitnodigen, willen we muziek, bloemen, drinken, eten, wat voor kist willen we, wanneer mag ik uit het ziekenhuis en wanneer kan dus de crematie plaats vinden, willen we haar opbaren, mag ik je theelepeltje even gebruiken en waar is het toilet hier ergens? Het is een gesprek dat geen mens ooit wil voeren, maar na dagen van lijdzaam ondergaan wat ons overkomt voelt het fijn om actief iets te kunnen doen. Om keuzes te kunnen maken, om keuzes te hebben, om de controle te hebben over wat er gaat gebeuren. We denken na, we overleggen, we hakken knopen door, we maken lijsten, met namen, met nummers, met wat we wanneer moeten doen en wie we daarvoor nodig hebben, dit is just another day at the office. Na twee uur is alles in kannen en kruiken, het was een vruchtbare bijeenkomst, tevreden klappen we onze laptops dicht.

Hendrik-Jan bleek, ondanks zijn gebrek aan condoleances, een vriendelijke begripvolle man die alle tijd nam om ons hier doorheen te begeleiden. Een man die voor ons gaat regelen dat wij op vier mei (als we toch al doden aan het herdenken zijn..) afscheid kunnen nemen van onze dochter die in een blankhouten kistje van veertig centimeter zal liggen, er zal gebak zijn en de muziek regelen we zelf. Als Hendrik-Jan vertrekt wenst hij ons veel sterkte en geeft ons een hand terwijl zijn glimmende horloge schittert in het schelle ziekenhuislicht maar hoe mooi dat horloge ook is, zonder streepjescode hoor je er toch net niet helemaal bij.

Drie.

Alles van waarde is weerloos. Het was een van de zinnen die door mijn hoofd bleef galmen rondom jouw geboorte. Er was veel angst en veel moed en veel mis, maar het kwam goed en je mocht blijven bij ons. Je was te vroeg maar precies op tijd, te klein maar precies genoeg, te veel […]

Acht!

Jij lijkt op mij. Je hebt mijn verlegenheid, mijn onhandigheid, mijn onvermogen om met te veel prikkels om te gaan, mijn flauwe humor en mijn hysterische lach. Maar je hebt ook mijn moed, mijn zorgzaamheid, mijn lange wimpers en mijn onoverwinnelijkheid: niets krijgt jou klein. Het afgelopen jaar was zo heftig als maar zijn kon. […]

Stilte.

In de stilte die harder viel dan ooit toen onze dochter levenloos ter wereld kwam, gebeurde het. Het was in die stilte waar wij wisten dat alles wat er was en ooit was geweest, nooit meer zou zijn. Niet zoals het was. Het was die stilte die maakte dat wij keuzes durfden te maken die eerder te vrijpostig zouden lijken, dat wij banden verbraken die tot dan toe onwrikbaar leken, dat wij dingen deden en doen die zo veel mensen nooit zullen begrijpen. Maar de mensen die er écht toe doen weten: dat hoeft ook niet.

Een dode baby staat niet op zichzelf: het haalt in alle gevallen de ware aard van iemand naar boven. Dat zorgt voor prachtige intens groeiende vriendschappen, voor steun van mensen die je nog niet eens kende, voor gedragen worden door vele handen, want wat is de wereld fantastisch mooi. Het zorgt ook voor mensen die weg kijken als je voor ze staat met je gebroken hart in je met schuldgevoel besmeurde handen. Alles in mij vindt dat onbegrijpelijk, maar zelfs een bloedband verzekert je niet van steun, blijkt. Het heeft me te lang gekost om te beseffen dat het oke is om de deur voorgoed dicht te doen als mensen je niet op waarde schatten. Dat jij dan níet de eikel bent.

Het leven snijdt soms, sinds Elva dood is. Het is rauw verdriet, het is groots verdriet, maar het mag er zijn want het is van ons, net zoals zij van ons is. En nog vaker dan het snijdt, heelt het. De balans slaat positief uit. Van een afstand was 2015 voor ons niet het beste jaar, dat geef ik toe. Maar als je iets dichterbij komt, zie je dat het ook het jaar is waarin dromen werden waar gemaakt, waarin deuren werden geopend, waarin liefde de boventoon voerde. Waarin wij dingen vonden die we nooit eerder zochten, of dingen ons vonden waar we nooit op wachtten.

In de stilte die harder viel dan ooit toen onze dochter levenloos ter wereld kwam, hoorden wij onszelf.

En eindelijk luisterden wij.